Kunsthistorische context

    Nederland is niet een land met een traditie op het gebied van zijn helden uitbundig gedenken met grote beelden op sokkels. In ieder geval is het geen land dat groots uitpakt met beelden. Paul Hefting schrijft in de in 1986 verschenen publicatie De Eigen Ruimte: “Nederland kent geen echte beeldhouwtraditie. … Dat de beeldhouwkunst hier nauwelijks een rol speelde wordt meestal verklaard door het feit dat er geen bergen zijn en geen steen is maar voornamelijk klei en zand, dat het verticale in het weidse landschap slechts een ijle en onopvallende plaats heeft en dat de bevolking zich steeds weer op zee moest richten. Er was geen vraag naar monumenten, geen behoefte aan monumentaliteit. Het beeldloze calvinisme zal daar ook deel aan hebben gehad. Wie zich wilde laten portretteren, vroeg een schilder dat te doen”. In 1980 verscheen van de hand van C.J. Kuik de publicatie ‘Helden op sokkels’, een vrijwel complete inventarisatie van literaire standbeelden in Nederland tot 1979. Wie het boek doorbladert, zal het opvallen dat alles zo kleinschalig blijft en van een kneuterigheid getuigt, die blijkbaar bij onze landsaard past. Op geen enkele manier bereiken de beelden de heldhaftigheid van bijvoorbeeld het reusachtige bronzen monument, dat ter ere van keizerin Maria Theresia in Wenen is opgericht. Ook in Overijssel worden onze historische helden in het algemeen slechts geëerd met een bescheiden buste, verscholen in het groen. Een uitzondering hierop vormt het kolossale standbeeld van de geestelijke, schrijver en staatsman Herman Schaepman. Staande op een Tubbergse es domineert het beeld het Twentse landschap en torent hoog boven het volk uit. Toen dit beeld van August Falise in 1927 werd geplaatst zou het op dat moment qua afmeting het grootste standbeeld van Nederland zijn. Op een granieten sokkel van 4 meter verheft zich een vijf meter hoge bronzen Schaepman. Enige tijd geleden bezocht ik in het Centre Pompidou in Parijs de expositie van Louise Bourgeois. Deze kunstenaar, geboren in 1911 te Parijs, woont sinds 1938 in NewYork. Zij is nog steeds als kunstenaar productief en wordt gezien als een van de sleutelfiguren in de moderne, hedendaagse kunst. Het is niet mogelijk haar te linken aan bepaalde stromingen of richtingen binnen de kunst van de 2e helft van de 20e eeuw. Veeleer vertegenwoordigt zij in haar complexe oeuvre de gehele periode. Haar wereld speelt zich af tussen het masculiene en het feminiene, orde en chaos, figuratie en abstractie, het organische en het geometrische. Ook bracht ik een bezoek aan het ‘Atelier Brancusi’, gelegen op het plein voor het Centre Pompidou. Brancusi (1876-1957), een kunstenaar van Roemeense afkomst, ging in 1904 naar Parijs waar hij zich ontwikkelde tot een van de grondleggers van de abstracte kunst. Zijn gevleugelde uitspraak “In de kunst is eenvoud geen doel, maar men komt door het benaderen van de ware betekenis van de dingen, ondanks zichzelf, tot eenvoud." typeert zijn stijl en werkwijze die hij zijn hele leven trouw zal blijven. Alle overtollige elementen elimineren, is zijn missie. Onder de voorwaarden dat de staat na de dood van Brancusi het atelier zou bewaren en conserveren, bepaalde zijn familie dat zij de collectie aan de Franse staat zou schenken. Architect Renzo Piano reconstrueerde het ‘Atelier Brancusi’, dat een prachtige collectie van het werk van deze kunstenaar huisvest

    • Administratie / Secretariaat:
    • Deldenerstraat 105
    • 7551 AD  Hengelo
    •  
    • E info@heartpool.nl
    • IBAN NL38RABO0397520018
  Klik voor een vergroting & meer foto's

Helden op sokkels

In het wandelgebied achter de Sint Lambertusbasiliek is een aantal sokkels geplaatst waarop kunstenaars op uitnodiging gedurende een aantal maanden driedimensionaal werk presenteren. Een breed publiek komt door deze buitenexpositie op een ongedwongen manier met kunst in aanraking. Al weer voor de vijfde keer wordt ‘Achter de Basiliek’ georganiseerd. Wederom een mijlpaal voor HeArtpool.

Deze keer wordt onder de titel ‘Helden op sokkels’ werk geëxposeerd van de Hengelose kunstenaars Jan Baetsen (1944), Ali Koubâa (1943), Wim van Oostrom (1933), Ben Schildkamp (1955) en Evert Strobos (1943). Ieder heeft drie sokkels toegewezen gekregen en heeft daarvoor speciaal nieuwe beelden gemaakt. Bij Wim van Oostrom liet zijn gezondheid dit niet toe. Hij laat eerder vervaardigde bronzen plastieken zien. Voor de andere vier is het een extra uitdaging sokkelbeelden te vervaardigen. Zij doen dit hier nu voor het eerst. Hun ‘normale’ ruimtelijke werk verdraagt geen sokkel, het kenmerkt zich door een eigen, directe ‘geaardheid’.

De exposanten hebben geenszins de intentie zich als een held op een sokkel te plaatsen. Veel eerder is het vanuit de organisatie een eerbetoon aan de generatie kunstenaars die in het laatste kwart van de vorige eeuw voor een belangrijk deel een gezicht gaven aan de beeldhouwkunst en de kunst in de openbare ruimte in Hengelo en daarbuiten. Een groot aantal kunstwerken van Jan Baetsen, Ali Koubâa en Evert Strobos zijn in opdracht vervaardigde kunstwerken in het openbare domein van Hengelo. Ben Schildkamp manifesteert zich vooral door aan allerlei beeldende kunstmanifestaties deel te nemen en geeft daardoor zijn werk een meer tijdelijk karakter. Wim van Oostrom’s beelden zijn autonoom en van een beperkte omvang en vragen om een sokkel.

Dat het in dit geval vijf mannelijke kunstenaars betreft, mag geen toeval heten. Het ademt de toenmalige tijdsgeest. Monumentale kunst was in die jaren vooral een mannenaangelegenheid.

 

Henk Laarakkers

De twee ‘helden’ uit de 20e eeuw (zie tekst in kolom rechts) geven wat mij betreft de vijf exposanten van ‘Achter de Basiliek V’ een kunsthistorische context. Het werk van Baetsen, Koubâa, Van Oostrom, Schildkamp en Strobos beweegt zich binnen de grenzen van het abstraherende, de fundamentele kunst, de minimal art en het constructivisme.

Tegelijkertijd stelt het kunstenaarsquintet rondom de Basiliek een beeldende compositie samen. De kunstwerken vloeien ineen tot een ensemble, waarin ze een relatie aangaan met de omgeving en met elkaar.