WIJ EISEN DE NACHT OP
Natuurlijk waak je voor steegjes en mottige bosjes, je weet allang dat bepaalde stukken van de gemeente horen bij het stadsdeel “Hier Vraag Je Er Om”.
Daar sjees je door de schemering heen, hebt je lampjes uitgeknipt, beter onzichtbaar voor verkeer dan licht geven in het donker.
Al sinds je eerste beha weet je dat de gevaarlijkste plek geen eenzaam fietspad of lantarenvrije zone is, maar gewoon je eigen lijf.
Je denkt aan Beschaving, dat is een proces, ergens wacht er een betere die straks, ooit, (nog heel even geduld!) tevoorschijn komt.
Voor nu is er een mistige kloof vol gebroken nagels, gescheurde kleren en kansen, het galmt er. Steden groeien, jouw openbare ruimte krimpt.
Terwijl partijprogramma’s worden opgesteld, fietst er nog een man door de nacht, zacht fluit hij een volkslied.
[stadsgedicht, eerder verschenen in Parool]